Columns thema afbeelding

Wel of geen huwelijksvoorwaarden nodig na 1 januari 2018?

9 - 11 -2017

Op 1 januari aanstaande wordt er geschiedenis geschreven! Het huwelijksvermogensrecht gaat drastisch veranderen.
De gemiddelde Nederlander is ervan op de hoogte dat er algehele gemeenschap van goederen ontstaat per het moment van het aangaan van een huwelijk (of geregistreerd partnerschap). Omdat de politiek vond dat deze regeling niet meer aansluit bij de moderne samenleving, verdwijnt deze automatische gemeenschap van goederen per 1 januari aanstaande voor nieuwe huwelijken. Een reeds bestaande gemeenschap van goederen blijft bestaan.
Bij huwelijken die worden gesloten na 1 januari 2018 ontstaat een beperkte gemeenschap van goederen: het vermogen en de schulden die vóór het huwelijk zijn opgebouwd, blijven privé en ook schenkingen en erfenissen blijven privé. Het vermogen en de schulden die tijdens huwelijk worden opgebouwd, worden wel gemeenschappelijk.
Maar wie denkt of verwacht dat huwelijksvoorwaarden niet meer nodig zullen zijn, heeft het mis. Het nieuwe huwelijksvermogensrecht kent namelijk diverse valkuilen. Goede voorlichting vóór het huwelijk is onontbeerlijk!

Als echtgenoten er zeker van willen zijn dat zij na een echtscheiding niet delen in elkaars vermogen, dient een goede administratie te worden gevoerd. De aanvangsvermogens van de echtgenoten kunnen bij het aangaan van het huwelijk worden beschreven in de huwelijkse voorwaarden. Gebeurt dit niet, dan zal er bij het einde van het huwelijk wellicht toch gedeeld dienen te worden alsof er een gemeenschap van goederen was.

Als samenwoners bij het aangaan van het huwelijk voor ongelijke delen gerechtigd zijn in een gemeenschappelijk goed, worden zij door het huwelijk – ook na 1 januari 2018 (!) - gelijk gerechtigd. Stel de man is gerechtigd voor 80% in de woning en de vrouw voor 20%; door het aangaan van het huwelijk zijn zij beiden voor 50% gerechtigd. In huwelijksvoorwaarden kan dit anders worden afgesproken.

Een ondernemer met een privé-onderneming dient tijdens het huwelijk een redelijke vergoeding te betalen aan de gemeenschap van goederen voor kennis, vaardigheden en arbeid die de ondernemer voor de onderneming heeft aangewend. Het begrip redelijke vergoeding is vatbaar voor discussie in de toekomst (worden bijvoorbeeld opgepotte winsten meegerekend?). Het verdient de voorkeur om in huwelijksvoorwaarden hierover afspraken te maken.
Deze bepaling voor ondernemers heeft op 1 januari onmiddellijke werking. Een ondernemer die nu al getrouwd is en een beperkte gemeenschap van goederen heeft, krijgt in zijn “oude” huwelijk met deze nieuwe bepaling te maken!

Worden door de ondernemer tijdens huwelijk vermogensbestanddelen voor de onderneming aangeschaft, dan vallen deze mogelijk in de beperkte gemeenschap van goederen. Stel een ondernemer met eenmanszaak-taxibedrijf brengt zijn onderneming aan ten huwelijk. Tijdens huwelijk breidt hij het wagenpark uit: indien deze investeringen betaald worden van tijdens huwelijk opgebouwd vermogen, zijn daarmee ook de nieuwe auto’s van samen. Het verdient sterk de voorkeur om hiervoor huwelijksvoorwaarden te maken.

Wie erfenissen en schenkingen juist wel met elkaar wilt delen, kan een zogenoemde “ïnsluitingsclausule” in huwelijksvoorwaarden opnemen zodat wel een deling plaatsvindt. Een dergelijke afspraak is overigens alleen maar mogelijk als de erflater of schenker zelf geen uitsluitingsclausule aan de erfenis of schenking heeft gekoppeld. Vanuit de erflater of schenker bezien, zal het dus ook na 1 januari nog een meerwaarde hebben om een dergelijke clausule aan de schenking te verbinden of in het testament op te nemen.  

En ook indien u na 1 januari aanstaande juist wél in algehele gemeenschap van goederen wilt trouwen, is het na 1 januari (in tegenstelling tot nu) nodig om huwelijksvoorwaarden te maken waarin deze regeling wordt afgesproken. Deze laatste vraag is de afgelopen weken al vaak voorbij gekomen. Daarbij komt dat in de praktijk dagelijks blijkt dat echtgenoten een zeer slechte administratie voeren van privévermogens.

Vanuit de notariële praktijk van alledag is het dan ook maar zeer de vraag of de politiek voor de gemiddelde Nederlander met deze aanpassing van het huwelijksvermogensrecht in een behoefte van ‘’de gewone Nederlander’’ heeft voorzien.